Ezechiël 16:59

59 Want alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal u ook doen, gelijk als gij gedaan hebt, die den eed veracht hebt, brekende het verbond.

Ezechiël 16:59 Meaning and Commentary

Ezekiel 16:59

For thus saith the Lord God
And what he says may be depended upon as truth, and what will certainly come to pass: I will even deal with thee as thou hast done;
reward them according to their works; or execute the law of retaliation upon them; and reject them, as they had rejected him; and cast them off from being his people, since they had forsook him as their God; they being the aggressors and transgressors of the covenant, he was under no obligation by virtue of that to bless and protect them: which hath despised the oath by breaking the covenant;
the covenant at Mount Sinai; or which was made in the plains of Moab, which had an oath annexed to it, ( Deuteronomy 29:12 ) ; but by breaking the covenant, which they did by their many abominations, they despised the oath by which they were sworn to keep it; and therefore it was but just with God to do with them as they had done with him and his covenant. The words are by some rendered, "I might even deal with thee as thou hast done" ^F9 I should be justified in so doing, and you could not justly complain of me; but I will not, as follows:

---

FOOTNOTES:

F9 (tyve rvak Ktwa tyvew) "ego quidem agerem tecum, quemadmodum fecisti mecum", Tigurine version.

Ezechiël 16:59 In-Context

57 Aleer uw boosheid ontdekt was. Als de tijd was der versmading van de dochteren van Syrie, en van al degenen, die rondom datzelve waren, de dochteren der Filistijnen, die u verachten van rondom,

58 Hebt gij uw schandelijke daden en uw gruwelen gedragen, spreekt de HEERE.

59 Want alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal u ook doen, gelijk als gij gedaan hebt, die den eed veracht hebt, brekende het verbond.

60 Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten.

61 Dan zult gij uwer wegen gedenken en beschaamd zijn, als gij uw zusteren, die groter zijn dan gij, aannemen zult; want Ik zal u dezelve geven tot dochteren, maar niet uit uw verbond.