Ezechiël 2:3

3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.

Ezechiël 2:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 2:3

And he said unto me, son of man
Now follow his mission and commission, and an account of the persons to whom he was sent: I send thee to the children of Israel;
that were captives in Babylon, in Jehoiakim's captivity; so Christ was sent only to the lost sheep of the house of Israel, ( Matthew 15:24 ) ; to a rebellious nation, that hath rebelled against me;
or, "rebellious Gentiles", ^F21; not the nations of the earth, though Ezekiel did prophesy many things concerning them; but the Jews, the two tribes of Judah and Benjamin; or the twelve tribes of Israel, called Gentiles, because they joined with them in their idolatries; and, as Kimchi says, were divided in their evil works; some worshipping the gods of the Ammonites; and some the gods of the Moabites; and all guilty of rebellion and treason in so doing against the God of heaven: they and their fathers have transgressed against me, [even] unto this
very day;
which is an aggravation of their rebellion; their fathers had sinned, and they had followed their ill examples, and had continued therein to that day; and as they, did to the times of Christ, when they were about to till up the measure of their iniquity, ( Matthew 23:31 Matthew 23:32 ) .

---

FOOTNOTES:

F21 (Mydrwmh Mywg la) "ad gentes, rebelles", Junius & Tremellius, Polanus, Starckius.

Ezechiël 2:3 In-Context

1 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten, en Ik zal met u spreken.

2 Zo kwam in mij, als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en ik hoorde Dien, Die tot mij sprak.

3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.

4 En deze kinderen zijn hard van aangezicht, en stijf van hart; Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE!

5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is.