Ezechiël 2:5

5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is.

Ezechiël 2:5 Meaning and Commentary

Ezekiel 2:5

And they, whether they will hear, or whether they will forbear,
&c.] Or "cease" ^F25; that is, from hearing, as Jarchi and Kimchi interpret it; or from sinning, as the Targum. The sense is, whether they would hear the word of the Lord, as spoken by the prophet, attend unto it, receive it, and obey it; or whether they would reject it, turn their backs on it, and discontinue hearing it; or whether they would so hear as to leave their sinful course of life, or not: this the prophet could not know beforehand, nor should he be concerned about it, or be discouraged if his ministry should be fruitless; since he could not expect much from them: (for they [are] a rebellious house);
or, "a house of rebellion" ^F26; a most rebellious one; hard of heart, face, and neck: yet shall know that there hath been a prophet among them;
so that they were left without excuse, which was the end of the prophet's being sent unto them; there was little or no hope of reclaiming them; but, however, by such a step taken, they could not say that they had no prophet sent to reprove them for their sins, and warn them of their danger; had they, they would have listened to him, and so have escaped the evils that came upon them,

---

FOOTNOTES:

F25 (wldxy) "cessaverint", Pagninas, Montanus, Starckius; "desistent", Calvin, Junius & Tremellius, Piscator.
F26 (yrm tyb) "domus rebellionis", Montanus, Calvin, Piscator, Junius & Tremellius, Starckius.

Ezechiël 2:5 In-Context

3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.

4 En deze kinderen zijn hard van aangezicht, en stijf van hart; Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE!

5 En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is.

6 En gij, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.

7 Maar gij zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn wederspannig.