Ezechiël 23:37

37 Want zij hebben overspel gedaan, en er is bloed in haar handen; en zij hebben met haar drekgoden overspel gedaan; daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, tot spijze.

Ezechiël 23:37 Meaning and Commentary

Ezekiel 23:37

That they have committed adultery
Either literally, adultery with their neighbours' wives, which was a prevailing sin with this people; or figuratively, spiritual adultery, that is, idolatry: and blood is in their hands;
the Targum is,

``they have shed the blood of innocents with their hands;''

the blood of prophets and righteous men, sent unto them; and the blood of their infants in sacrificing to idols, as after mentioned: and with their idols have they committed adultery;
by worshipping them, which is spiritual adultery; and this being so explicitly mentioned, it seems to be distinguished from corporeal adultery in the first clause, which may be only there designed; and so Kimchi thinks: and have also caused their sons, whom they bare unto me, to pass for
them through the fire, to devour them;
their children, who were the Lord's by national adoption, and who ought to have been trained up in the worship and service of God, were, in a most barbarous and unnatural manner, caused to pass through the fire, for or to the idols Molech and Baal; and that not merely by way of lustration and dedication, which was sometimes done by passing between two fires, but so as to be devoured and destroyed by the fire.

Ezechiël 23:37 In-Context

35 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij Mijner vergeten, en Mij achter uw rug geworpen hebt, zo draagt gij ook uw schandelijkheid en uw hoererijen.

36 En de HEERE zeide tot mij: Mensenkind! zoudt gij Ohola en Oholiba recht geven? Ja, vertoon haar haar gruwelen

37 Want zij hebben overspel gedaan, en er is bloed in haar handen; en zij hebben met haar drekgoden overspel gedaan; daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, tot spijze.

38 Nog hebben zij Mij dit gedaan; zij hebben Mijn heiligdom ten zelven dage verontreinigd, en Mijn sabbatten ontheiligd

39 Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht hadden, zo kwamen zij op dienzelven dag in Mijn heiligdom, om dat te ontheiligen; en ziet, alzo hebben zij gedaan in het midden van Mijn huis.