Ezechiël 36:29

29 En Ik zal u verlossen van al uw onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik zal geen honger op u leggen.

Ezechiël 36:29 Meaning and Commentary

Ezekiel 36:29

And I will also save you from all your uncleannesses
From all their filthy lusts of pride, envy, malice, covetousness, whoredom, blasphemy, and infidelity, to which the Jews are now addicted; but at this time shall be saved from the power and dominion of them by the sanctifying grace of the Spirit; and from the guilt and pollution of them by the blood of Christ sprinkled on them; and this, not from one, or some of them only, but from all of them; all Israel will be saved, and they will be saved from all their sins, ( Romans 11:25 Romans 11:26 ) : and I will call for the corn, and will increase it;
which shall answer to the call of God, as a servant to his master; and shall spring up out of the earth in great abundance; and which shall grow, and increase, and bring forth much fruit; and yield bread to the eater, and seed to the sower: and which is to be understood, not of corn in a literal sense only, but of corn in a spiritual sense; of all spiritual provisions, the word and ordinances, and especially the corn of wheat, Christ Jesus; who is the sum and substance of the Gospel and his ordinances, and is in them food for the faith of his people; see ( Zechariah 9:17 ) : and lay no famine upon you;
neither a famine of bread, or of water; nor of hearing the word of the Lord; but shall have plenty of provisions, both for soul and body; see ( Amos 8:11 ) .

Ezechiël 36:29 In-Context

27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.

28 En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn.

29 En Ik zal u verlossen van al uw onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik zal geen honger op u leggen.

30 En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst des velds vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers niet meer ontvangt onder de heidenen.

31 Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen.