Ezechiël 36:3

3 Daarom profeteer en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Daarom, omdat men u van rondom verwoest en opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der heidenen ten erve zoudt zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige lip en in opspraak des volks;

Ezechiël 36:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 36:3

Therefore prophesy and say, thus saith the Lord God
Who heard all the enemy said, and knew all their designs and purposes, their schemes and devices: because they have made you desolate;
ravaged their country, destroyed their cities, burnt their temple, and carried them captive, and left the land without men or cattle: and swallowed you up on every side;
all their neighbours, being their enemies, were like ravenous beasts of prey, gaping upon them with their mouths; and, observing the low condition into which they were brought by the king of Babylon, helped forward the destruction; and everyone shared in the spoil and plunder nearest to them they could conveniently come at: that ye might be a possession to the residue of the Heathen;
either to those that were left in the land by the king of Babylon, or to the rest of the Heathen nations round about them: ye are taken up in the lips of talkers,
and are an infamy of the people; reproached, defamed, and made a proverb and byword, by every foul mouthed prating fellow.

Ezechiël 36:3 In-Context

1 En gij, mensenkind! profeteer tot de bergen Israels, en zeg: Gij bergen Israels! hoort des HEEREN woord.
2 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand van u zegt: Heah! zelfs de eeuwige hoogten zijn ons ten erve geworden!
3 Daarom profeteer en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Daarom, omdat men u van rondom verwoest en opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der heidenen ten erve zoudt zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige lip en in opspraak des volks;
4 Daarom, gij bergen Israels! hoort het woord des Heeren HEEREN: Zo zegt de Heere HEERE tot de bergen en tot de heuvelen, tot de stromen en tot de dalen, tot de verwoeste eenzame plaatsen en tot de verlaten steden, die tot een roof en tot een spot geworden zijn voor het overblijfsel der heidenen, die rondom zijn;
5 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zo Ik niet in het vuur Mijns ijvers gesproken heb tegen het overblijfsel der heidenen, en tegen het ganse Edom; die Mijn land zichzelven ten erve gegeven hebben met blijdschap des gansen harten, met begerige plundering, opdat de landerij daarvan ten rove zou zijn!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.