Ezechiël 38:14

14 Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: Zo zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet gewaar worden?

Ezechiël 38:14 Meaning and Commentary

Ezekiel 38:14

Therefore, son of man, prophesy, and say unto Gog
Since these are his thoughts and designs, and those his big words, and which he will endeavour to put in practice, and be applauded for it by others; deliver this prophecy to him, or concerning him: thus saith the Lord God, in that day when my people of Israel dwelleth
safely, shall thou not know it?
that Israel are returned to their own land? that they dwell in it safely? that they have abundance of cattle, gold, and silver that they have no walls, gates, and bars to protect them? that they live without fear or suspicion of any enemy to annoy them, and therefore may be easily surprised and taken? this, when it comes to pass, will soon be known by the Turks, through their spies and informers: or, "shall thou not know?" ^F17 or experience the divine vengeance for thy wicked thoughts, intentions, and attempts against Israel? he should. So the Targum,

``shalt thou not know the vengeance of my power?''

or shalt thou not know that all attempts to make them uneasy and uncomfortable will be in vain?

---

FOOTNOTES:

F17 (edt) "experturus esses", Junius & Tremellius; "experieris, scil. poenam meam", Piscator.

Ezechiël 38:14 In-Context

12 Om buit te buiten, en om roof te roven; om uw hand te wenden tegen de woeste plaatsen, die nu bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen verzameld is, dat vee en have verkregen heeft, wonende in het midden des lands.

13 Scheba, en Dedan, en de kooplieden van Tarsis, en alle hun jonge leeuwen zullen tot u zeggen: Komt gij, om buit te buiten? hebt gij uw vergadering vergaderd, om roof te roven? om zilver en goud weg te voeren, om vee en have weg te nemen, om een groten buit te buiten?

14 Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: Zo zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet gewaar worden?

15 Gij zult dan komen uit uw plaats, uit de zijden van het noorden, gij en vele volken met u; die altemaal op paarden zullen rijden, een grote vergadering, en een machtig heir;

16 En gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een wolk, om het land te bedekken; in het laatste der dagen zal het geschieden; dan zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden.