Genesis 27:40

40 En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken.

Genesis 27:40 Meaning and Commentary

Genesis 27:40

And by thy sword shalt thou live
By what he could get by it; his land being so poor that he could not live upon it, but must be obliged to such methods for a livelihood; or his country being surrounded with enemies, his posterity would be obliged to defend themselves by the sword, and other weapons of war: and shalt serve thy brother;
which is the sense and language of the oracle, ( Genesis 25:23 ) ; and which Isaac perhaps now remembered, and had a clear understanding of it, and delivers out his prophetic blessing agreeably to it: and it shall come to pass, when thou shalt have the dominion;
not over the Israelites, the posterity of Jacob, which the Edomites, Esau's posterity, never had; but when they should get a greater degree of strength, power, authority, and dominion in the world: that thou shalt break his yoke from off thy neck;
the Edomites should revolt from the posterity of Jacob, and shake off the yoke of bondage and subjection they had been long under; as they did in the times of Joram, king of Judah, and set up a king of their own, and continued in such a state of freedom a long time, see ( 2 Kings 8:20-22 ) .

Genesis 27:40 In-Context

38 En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen enen zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende.
39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zeide tot hem: Zie, de vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van den dauw des hemels van boven af zult gij gezegend zijn.
40 En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken.
41 En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
42 Toen aan Rebekka deze woorden van Ezau, haar grootsten zoon, geboodschapt werden, zo zond zij heen, en ontbood Jakob, haar kleinsten zoon, en zeide tot hem: Zie, uw broeder Ezau troost zich over u, dat hij u doden zal.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.