Habakuk 1:6

6 Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.

Habakuk 1:6 Meaning and Commentary

Habakkuk 1:6

For, lo, I raise up the Chaldeans
A people still of late mean and low, famous only for their soothsaying, divination, and judicial astrology; but now become a powerful and warlike people, rising up under the permission of Providence to universal monarchy, and who would quickly add Judea to the rest of their dominions: [that] bitter and hasty nation;
a cruel and merciless people in their temper and disposition: "bitter" against the people of God and true religion, and causing bitterness, calamities, and distress, wherever they came: "hasty" and precipitate in their determinations; swift and nimble in their motions; active and vigorous in the prosecution of their designs: which shall march through the breadth of the land;
or "breadths of the land" F20; through the whole world, as they were attempting to do, having subdued Syria, all Asia, and great part of Africa, through which they boldly marched, bearing down all opposition that was in their way; or through the breadth of the land of Judea, taking all the fenced cities as they went along, and Jerusalem the metropolis of it; see ( Isaiah 8:7 Isaiah 8:8 ) : to possess the dwellingplaces [that are] not theirs;
the cities of Judea, and houses in them, as well as the palaces and dwellingplaces in Jerusalem, which they had no right unto, but what they got by the sword; what were the legal possessions and inheritances of others from father to son for ages past, these the Chaldeans would dispossess them of; and not only take them, and the spoil and plunder of them, for the present, but retain them in their possession, as an inheritance to be transmitted to their posterity. This may have some respect to the length of the captivity of the Jews, and their land being in the hands of their enemies for the space of seventy years.


FOOTNOTES:

F20 (Ura ybxrml) "latitudines terrae", Montanus, Junius & Tremellius, Piscator.

Habakuk 1:6 In-Context

4 Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voor.
5 Ziet onder de heidenen, en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u, want Ik werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult, als het verteld zal worden.
6 Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.
7 Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit.
8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.