Jakobus 2:7

7 Lasteren zij niet den goeden naam, die over u aangeroepen is?

Jakobus 2:7 Meaning and Commentary

Ver. 7 Do they not blaspheme that worthy name
Of Christ, or Christians;

by the which ye are called?
and which, as before, may design either unbelieving rich men, whether among Jews, or Gentiles, who blasphemed and cursed the name of Christ, and compelled others to do so likewise; or such who professed the Christian religion, who by their supercilious and disdainful treatment of their poor brethren, and by their dragging of them to the tribunals of the Heathens, and distressing them with vexatious law suits there, caused the name of Christ, after which they were called Christians, to be blasphemed and evil spoken of, among the Gentiles.

Jakobus 2:7 In-Context

5 Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?
6 Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u niet tot de rechterstoelen?
7 Lasteren zij niet den goeden naam, die over u aangeroepen is?
8 Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel;
9 Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde, en wordt van de wet bestraft als overtreders.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.