Jeremia 25:7

7 Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven ten kwade.

Jeremia 25:7 Meaning and Commentary

Jeremiah 25:7

Yet ye have not hearkened unto me, saith the Lord
Though it was he that spake unto them by his prophets; and though it was so much to their own good and advantage; and the neglect of him and his word were so much to their disadvantage, and even ruin: that ye might provoke me to anger with the works of your hands, to
your own hurt:
which, though not signed to do either, yet eventually did both; both provoked the Lord, and brought destruction upon themselves; for whatever is against the glory of God is to the hurt of man; and whatever provokes him is pernicious to them in its consequences.

Jeremia 25:7 In-Context

5 Zeggende: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid uwer handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en uw vaderen gegeven heeft, van eeuw tot eeuw;
6 En wandelt andere goden niet na, om die te dienen, en u voor die neder te buigen; en vertoornt Mij niet door uwer handen werk, opdat Ik u geen kwaad doe.
7 Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven ten kwade.
8 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen; Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord;
9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.