Jeremia 44:19

19 Ook wanneer wij aan Melecheth des hemels roken en haar drankofferen offeren, maken wij haar gebeelde koeken, om haar af te beelden, en offeren wij haar drankofferen, zonder onze mannen?

Jeremia 44:19 Meaning and Commentary

Jeremiah 44:19

And when we burnt incense to the queen of heaven, and poured
out drink offerings unto her
Which they owned they did, and which they were not ashamed of, and were determined to go on with; and were only sorry that they had at any time omitted such service: did we make cakes to worship her;
or, "to make her glad" F7, as Kimchi; interpreting the word by an antiphrasis; it having a contrary signification, to grieve or to make sorrowful; and from hence idols have their name sometimes, because in the issue they bring grief and trouble to their worshippers; hence some render it, "to make her an idol" F8; or them, the cakes, an idol; these had, as Jarchi says, the likeness of the idol impressed upon them: and pour out drink offerings unto her, without our men?
they own they did these things but not without the knowledge and consent at least, if not with the presence, of their husbands; hence these words seem to be the words of the women. Some indeed think they speak all along, from ( Jeremiah 44:16 ) ; or one in the name of the rest; it may be one of Zedekiah's daughters; but however, if the men spoke what is said in the preceding verses, the women, being provoked, could hold their peace no longer, but broke in, and uttered these words; though some render the last clause, "without our principal men" F9; and so take them to be the words of the people in general; who urge, in their own defence, that what they did they did with the direction, approbation, and leading example of their kings and governors.


FOOTNOTES:

F7 (hbuehl) "ad exhilarandum illud", Calvin; "ad laetificaudum eam", Munster, Pagninus.
F8 "Idolificando", Piscator; so Ben Melech; "ut faciamus illas idolum", Cocceius.
F9 (wnyvna ydelbmh) "absque praestantibus viris nostris", Junius & Tremellius.

Jeremia 44:19 In-Context

17 Maar wij zullen ganselijk doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan, rokende aan Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende, gelijk als wij gedaan hebben, wij en onze vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, en waren vrolijk, en zagen geen kwaad.
18 Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan Melecheth des hemels te roken, en haar drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad, en zijn door het zwaard en door den honger verteerd.
19 Ook wanneer wij aan Melecheth des hemels roken en haar drankofferen offeren, maken wij haar gebeelde koeken, om haar af te beelden, en offeren wij haar drankofferen, zonder onze mannen?
20 Toen sprak Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot de vrouwen, en tot al het volk, die hem zulks geantwoord hadden, zeggende:
21 Het roken, dat gijlieden in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem gerookt hebt, gij en uw vaderen, uw koningen en uw vorsten, en het volk des lands, heeft de HEERE daaraan niet gedacht, en is het niet in Zijn hart opgekomen?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.