Jeremia 48:34

34 Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die driejarige vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot verwoestingen worden.

Jeremia 48:34 Meaning and Commentary

Jeremiah 48:34

From the cry of Heshbon [even] unto Elealeh
Two cities in the land of Moab; of which see ( Isaiah 15:4 ) ( 16:9 ) . Heshbon being destroyed, a cry was made by the inhabitants of it, which either reached from thence to Elealeh; or the destruction being carried on to that city, the cry was continued there: [and even] unto Jahaz, have they uttered their voice;
another city of Moab; see ( Isaiah 15:4 ) ; which also was laid waste, and where the Moabites uttered their voice of lamentation on account of it: from Zoar [even] unto Horonaim, [as] an heifer of three years old:
that is, as the destruction should go on to Zoar, and so to Horonaim; of which places see ( Isaiah 15:5 ) ; so the cry of the distressed, and of those that flee, should also go from place to place; and be as loud, and as strong, and heard as far, as the lowing of a heifer of three years old. Naturalists ^F12 observe, that the voice in all female creatures is smaller and shriller, excepting the ox; for the voices of the females of that creature is stronger than in the males; and also that the taming of these creatures is when they are three years old, that is the proper time; before it is too soon, and afterwards too late ^F13; and then it is their voice is fuller, and their strength firmer, to which the allusion here is; (See Gill on Isaiah 15:5); for the waters also of Nimrim shall be desolate;
being disturbed by the Chaldean army, their horses treading them with their feet, and so fouling them; or being mixed with the blood of the slain, and so unfit to drink. A sad case this, to have neither wine nor water; (See Gill on Isaiah 15:6); to which may be added, that Jerom also makes mention of a village in his time called Benamerium, to the north of Zoar; and seems rather the place intended.

---

FOOTNOTES:

F12 Aristotel. Hist. Animal. l. 4. c. 11. Plin. Nat. Hist. l. 11. c. 51.
F13 Plin. Nat. Hist. l. 8. c. 45.

Jeremia 48:34 In-Context

32 Boven het geween van Jaezer zal Ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder is gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst;

33 Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk uit Moabs land, weggenomen is; want Ik heb den wijn doen ophouden uit de kuipen; men zal geen druiven treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen vreugdegeschrei zijn.

34 Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die driejarige vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot verwoestingen worden.

35 En Ik zal in Moab doen ophouden, spreekt de HEERE, dien, die op de hoogte offert, en die zijn goden rookt.

36 Daarom zal Mijn hart over Moab getier maken als de fluiten; ook zal Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als de fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt had, verloren is.