Jeremia 49:33

33 En Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.

Jeremia 49:33 Meaning and Commentary

Jeremiah 49:33

And Hazor shall be a dwelling for dragons, [and] a desolation
for ever
The city of Hazor, as well as the kingdoms of it; the royal city, where their king and principal men dwelt; even this should be no more inhabited by men, but by dragons, and the wild beasts of the field, and so remain for ever, at least a long time; see ( Isaiah 13:20-22 ) ; there shall no man abide there, nor any son of man dwell in it:
signifying the utter desolation of it; (See Gill on Jeremiah 49:18).

Jeremia 49:33 In-Context

31 Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, die alleen wonen.
32 En hun kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE.
33 En Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.
34 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende:
35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.