Jesaja 29:14

14 Daarom, ziet, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen.

Jesaja 29:14 Meaning and Commentary

Isaiah 29:14

Therefore, behold, I will proceed to do a marvellous work
among this people
Because of their hypocrisy and formality, their regard to men, their doctrines and commandments, and not to the will and word of God, therefore he determines "to deal marvellously with this people": [even] a marvellous work, and a wonder;
that is, something exceedingly marvellous, which would be matter of astonishment to everyone that observed it; and is as follows: for the wisdom of their wise [men] shall perish, and the understanding
of their prudent [men] shall be hid;
and be no more: this was eminently fulfilled in the wise men, the doctors and learned Rabbins of the Jews; and they themselves own ^F24, that, from the time the temple was destroyed, the wise men became like to Scribes, and the Scribes to those that looked after the synagogues, and these became like the common people, and they grew worse and worse: and Maimonides acknowledges ^F25, that this respects their present case; he says, when the Heathen princes destroyed their best things, took away their wisdom, and their books, and killed their wise men, they became ignorant and unlearned; which evil God threatened them for their iniquities, as is said in this passage: and also this had its accomplishment in the wise philosophers of the Gentiles; see ( 1 Corinthians 1:18-20 ) .

---

FOOTNOTES:

F24 Misna Sota, c. 9. sect. 15.
F25 More Nevochim, par. 2. c. 11. p. 212.

Jesaja 29:14 In-Context

12 Of men geeft het boek aan een, die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen.

13 Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn;

14 Daarom, ziet, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen.

15 Wee dengenen, die zich diep versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker werken in duisterheid geschieden, en zij zeggen: Wie ziet ons, en wie kent ons?

16 Ulieder omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet.