Jozua 10:24

24 En het geschiedde, als zij die koningen uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met hem getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En zij traden toe, en zetten hun voeten op hun halzen.

Jozua 10:24 Meaning and Commentary

Joshua 10:24

And it came to pass, when they brought out these kings unto
Joshua
And set them before him, and he had passed sentence on them:

that he called for all the men of Israel;
that is, for the chief men, the principal officers of the army:

and said unto the captains of the men of war which went with him;
the chiliarchs and centurions, the captains of thousands and hundreds, of the several regiments in the army who went out to battle with him, and under him:

come near, put your feet on the necks of these kings;
not in a contemptuous and insulting manner, not through vanity and haughtiness, but for the mortification of the kings; and as a token of their extreme subjection, and as a proper punishment for their crimes of idolatry, tyranny, and cruelty; and by way of terror to others of the kings of Canaan that should fight against them, and as a pledge and confirmation of the subjection of the rest, as well as to fulfil the promises and predictions of God, ( Deuteronomy 33:29 ) ; and which was done not of himself, but by the order, and according to the will of God:

and they came near, and put their feet upon the necks of them;
as Joshua ordered them, and in obedience to him their general.

Jozua 10:24 In-Context

22 Daarna zeide Jozua: Opent den mond der spelonk, en brengt tot mij uit die vijf koningen, uit die spelonk.

23 Zij nu deden alzo, en brachten tot hem uit die vijf koningen, uit de spelonk: den koning van Jeruzalem, den koning van Hebron, den koning van Jarmuth, den koning van Lachis, den koning van Eglon.

24 En het geschiedde, als zij die koningen uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met hem getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En zij traden toe, en zetten hun voeten op hun halzen.

25 Toen zeide Jozua tot hen: Vreest niet en ontzet u niet, zijt sterk en hebt goeden moed; want alzo zal de HEERE aan al uw vijanden doen, tegen dewelke gijlieden strijdt.

26 En Jozua sloeg hen daarna, en doodde ze, en hing ze aan vijf houten; en zij hingen aan de houten tot den avond.