Jozua 13:31

31 En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.

Jozua 13:31 Meaning and Commentary

Joshua 13:31

And half Gilead
The other half not given to the Gadites, who had that half of it which Sihon possessed, and the tribe of Manasseh that half of it which Og possessed, see ( Deuteronomy 3:12 Deuteronomy 3:13 ) ;

and Ashtaroth, and Edrei, cities of the kingdom of Og in Bashan;
which are particularly mentioned, because royal cities, ( Joshua 13:10 ) ; see ( Deuteronomy 1:4 ) ;

[were pertaining] unto the children of Machir the son of Manasseh;
and who was his only son; however, to his posterity only was this inheritance given, though not to them all:

[even] to one half of the children of Machir, by their families;
which seems to confirm it that Manasseh had no other son, since his whole posterity, both the half tribe on the other side, as well as that in the land of Canaan, were denominated from him; though he seems to have had another son, who perhaps died without issue, ( 1 Chronicles 7:14 ) .

Jozua 13:31 In-Context

29 Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse een erfenis gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen;

30 Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die in Bazan zijn, zestig steden.

31 En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.

32 Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld had in de velden van Moab, op gene zijde der Jordaan van Jericho, tegen het oosten.

33 Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel; de HEERE, de God Israels, is Zelf hunlieder Erfdeel, gelijk als Hij tot hen gesproken heeft.