Leviticus 11:20

20 Alle kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn.

Leviticus 11:20 Meaning and Commentary

Leviticus 11:20

All fowls that creep
Or rather "every creeping thing that flies"; for what are designed are not properly fowls, but, as the Jewish writers interpret them, flies, fleas, bees, wasps, hornets, locusts so the Targum of Jonathan, Jarchi, Ben Gersom, and Maimonides F25:

going upon [all] four;
that is, upon their four feet, when they walk or creep:

[these shall be] an abomination to you;
not used as food, but detested as such.


FOOTNOTES:

F25 Maacolot Asurot, c. 2. l. 5.

Leviticus 11:20 In-Context

18 En de kauw, en de roerdomp, en de pelikaan,
19 En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis.
20 Alle kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn.
21 Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, hetwelk boven aan zijn voeten schenkelen heeft, om daarmede op de aarde te springen;
22 Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan naar zijn aard, en de solham naar zijn aard, en den hargol naar zijn aard, en den hagab naar zijn aard.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.