Leviticus 15:31

31 Alzo zult gij de kinderen Israels afzonderen van hun onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden.

Leviticus 15:31 Meaning and Commentary

Leviticus 15:31

Thus shall ye separate the children of Israel from their
uncleanness
Or because of it, and while they are in it, as from other persons, even their nearest relations, and from the house of God, as the next clause shows; or teach them, by observing the above laws and rules, to separate themselves, and that they be careful and cautions to keep themselves apart while in such impurities; and the children of Israel are only made mention of, because these laws are only binding upon them, with their proselytes and servants, free or not free ^F12, but not upon Gentiles; (See Gill on Leviticus 15:2): that they die not in their uncleanness, when they defile my tabernacle
that [is] among them;
from whence it appears, that men and women, in the above circumstances, might not go into the tabernacle; and it was chiefly to prevent their access to it that these laws were given, for the greater reverence and honour of it; and that for such persons to enter there was a pollution of it, and the punishment was cutting off, or death; and for one to die in his impurity, without purification and sacrifice, was a dreadful thing, and to be deprecated, and to be guarded against by an observance of the above laws. But the Jews now say ^F13, that forasmuch as the reason of these precepts was, because such persons were forbidden to enter into the temple, that being destroyed, all these precepts of uncleanness are ceased also.

---

FOOTNOTES:

F12 Misn. Zabim, c. 2. sect. 1.
F13 Leo Modena's History of Rites, Customs of the present Jews, par. 1. c. 8.

Leviticus 15:31 In-Context

29 En op den achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, en zij zal die tot den priester brengen, aan de deur van de tent der samenkomst.

30 Dan zal de priester een ten zondoffer en een ten brandoffer bereiden; en de priester zal voor haar, van den vloed harer onreinigheid, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.

31 Alzo zult gij de kinderen Israels afzonderen van hun onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden.

32 Dit is de wet desgenen, die den vloed heeft, en van wien het zaad der bijligging uitgaat; zodat hij daardoor onrein wordt;

33 Mitsgaders van een zwakke vrouw in haar afzondering, en van degene, die van zijn vloed is vloeiende, voor een man, en voor een vrouw; en voor een man, die bij een onreine zal gelegen hebben.