Leviticus 16:34

34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israels van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

Leviticus 16:34 Meaning and Commentary

Leviticus 16:34

And this shall be an everlasting statute unto you
Which is the third time of its being observed, see ( Leviticus 16:29 Leviticus 16:31 ) , to show that this was a law of considerable moment, and to be taken notice of, and strictly and closely kept by the priests, to whom these words are directed, and on whom the chief service of the day lay: to make atonement for the children of Israel for all their sins once a
year;
namely, on the tenth day of the seventh month, or Tisri, as before directed: and he did as the Lord commanded Moses;
that is, Aaron did, as the Targum of Jonathan, Aben Ezra, and Ben Gersom supply it; when the day of atonement came, as Jarchi expresses it, he did according to this order, to fulfil the decree of the king, even the King of kings; whose will it was that such a day should be yearly observed, and such and such rules performed in it; so very significant of Christ, and of the atonement to be made by him, and which has been made.

Leviticus 16:34 In-Context

32 En de priester, dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de heilige klederen, zal aangetrokken hebben.

33 Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen, en de tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor de priesteren, en voor al het volk der gemeente zal hij verzoening doen.

34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israels van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.