Lukas 5:10

10 En desgelijks ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen.

Lukas 5:10 Meaning and Commentary

Luke 5:10

And so was also James and John, the sons of Zebedee
Who were in the other ship, and had been beckoned to them to come and help them, and did come, and were witnesses of the miracle:

which were partners with Simon;
were sharers with him in loss and gain in the fishing trade; these were equally astonished at the miracle, as Simon and his brother, and the men that were in the boat with them, where Jesus was:

and Jesus said unto Simon;
who was at his knees, and expressed his dread of his majesty, and the consternation of mind he was in particularly:

fear not;
do not be afraid of me, I shall do thee no harm, nor shall the boats sink, or any damage come to any person, or to the vessels, nor be so much amazed and affrighted, at the multitude of the fish taken:

from henceforth thou shalt catch men;
alive, as the word signifies, or "unto life", as the Syriac and Persic versions render it; thou shalt cast the net of the Gospel, and be the happy instrument of drawing many persons out of the depths of sin and misery, in which they are plunged, into the way of life and salvation; and which was greatly verified, in the conversion of three thousand at one cast, under one sermon of his, ( Acts 2:41 )

Lukas 5:10 In-Context

8 En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.

9 Want verbaasdheid had hem bevangen, en allen, die met hem waren, over de vangst der vissen, die zij gevangen hadden;

10 En desgelijks ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen.

11 En als zij de schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles, en volgden Hem.

12 En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.