Maleachi 3:15

15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE, en ontkomen.

Maleachi 3:15 Meaning and Commentary

Malachi 3:15

And now we call the proud happy
Or "therefore now" {q}; since this is the case, that the worshippers of God are not regarded, and there is nothing got by serving him; they that are proud and haughty, that neither fear God nor regard men, are the happy persons; even presumptuous sinners, as the word F18 signifies, that stretch out their hands against God, and strengthen themselves against the Almighty; these enjoy all worldly happiness, while they that serve the Lord are mourning in sackcloth, and are in the utmost distress. The Targum explains it of the ungodly, and as it is explained in the following clause: yea, they that work wickedness are set up:
or "built up" F19; or "seeing, because", or "for they that work" F20; they are increased with children, by which their houses or families are built up; they are in a well settled and established condition; they abound in riches and honours; they are set in high places, and are in great esteem among men, even such who make it their constant business to commit sin: yea, [they that] tempt God;
or "yea, they tempt God" F21; by their wicked words and actions, and try whether he will cause his judgments to fall upon them, which he has threatened to such sinners; see ( Isaiah 5:18 Isaiah 5:19 ) : are even delivered;
or, "and are delivered" F23; from the punishment threatened; they escape it, and go on with impunity; from which observations these persons reasoned that there was no God of judgment, or that judged in the earth; that there was no providence concerned about human affairs; and that there was nothing in religion; and these were the hard and stout words which they spoke against the Lord.


FOOTNOTES:

F17 (htew) "ergo nunc", V. L.; "igitur", Cocceius; "adeoque", Burkius.
F18 (Mydz) "arrogantes", V. L.; "feroces", Cocceius.
F19 (wnbn) "aedificati sunt", Pagninus, Montanus, Cocceius, Burkius; "aedificantur", Vatablus, Tigurine version, Calvin, Junius & Tremellius.
F20 (Mg) "siquidem", V. L.; "nam", Piscator, Noldius.
F21 (wnxb Mg) "etiam probaverunt", Pagninus, Montanus, Burkius.
F23 (wjlmyw) "et evaserunt", Pagninus, Montanus; "et effugerunt", Cocceius.

Maleachi 3:15 In-Context

13 Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?
14 Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan, voor het aangezicht des HEEREN der heirscharen?
15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE, en ontkomen.
16 Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen, die den HEERE vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken.
17 En zij zullen, zegt de HEERE der heirscharen, te dien dage, dien Ik maken zal, Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, die hem dient.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.