Nehemia 4:4

4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer hun versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een roof in een land der gevangenis.

Nehemia 4:4 Meaning and Commentary

Nehemiah 4:4

Hear, O our God, for we are despised
Here begins the prayer of Nehemiah, who had been informed of what these men said in contempt of him, and his builders, and to whom he sent no answer, but applied to God:

and turn their reproach upon their own head;
as they have despised and reproached us, let them be despised and reproached by their neighbours:

give them for a prey in the land of captivity;
let them be carried captive, as we have been, and become a prey and booty to their enemies.

Nehemia 4:4 In-Context

2 En sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? Zal men hen laten geworden? Zullen zij offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen zij de steentjes uit de stofhopen levend maken, daar zij verbrand zijn?
3 En Tobia, den Ammoniet, was bij hem, en zeide: Al is het, dat zij bouwen, zo er een vos opkwame, hij zou hun stenen muur wel verscheuren.
4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer hun versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een roof in een land der gevangenis.
5 En dek hun ongerechtigheid niet toe; en hun zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden.
6 Doch wij bouwden den muur, zodat de ganse muur samengevoegd werd tot zijn helft toe; want het hart des volks was om te werken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.