Numberi 13:26

26 En zij gingen heen, en kwamen tot Mozes en tot Aaron, en tot de gehele vergadering der kinderen Israels, in de woestijn Paran, naar Kades; en brachten bescheid weder aan hen, en aan de gehele vergadering, en lieten hen de vrucht des lands zien.

Numberi 13:26 Meaning and Commentary

Numbers 13:26

And they went, and came to Moses, and to Aaron
They proceeded on their journey from Eshcol, till they came to the camp of Israel; and as soon as they came there, went directly to Moses and to Aaron, before they went into their own tents, as Aben Ezra observes:

and to all the congregation of Israel, unto the wilderness of Paran,
to Kadesh;
that is, Kadeshbarnea, as appears from ( Joshua 14:7 ) ; called for brevity's sake Kadesh; but is by some thought to be different from the Kadesh in ( Numbers 20:1 ) ; to which the Israelites came not until thirty eight years after this time: this Kadesh was in the wilderness of Paran, and the same with Rithmah, or was near it, where the Israelites were now encamped, and had remained all the time the spies were gone: the Targums of Onkelos and Jonathan call this place Rekem, as they do in ( Genesis 16:14 ) ;

and brought back word unto them, and to all the congregation:
to Moses and Aaron, and the principal heads of the body of the people assembled together: to these they related an account of their tour through the land of Canaan, what they had met with, and what observations they had made, agreeably to the instructions that had been given them when they set out:

and showed them the fruit of the land;
which they had brought with them, the bunch of grapes, pomegranates, and figs.

Numberi 13:26 In-Context

24 Diezelve plaats noemde men het dal Eskol, ter oorzake van den tros, dien de kinderen Israels van daar afgesneden hadden.

25 Daarna keerden zij weder van het verspieden des lands, ten einde van veertig dagen.

26 En zij gingen heen, en kwamen tot Mozes en tot Aaron, en tot de gehele vergadering der kinderen Israels, in de woestijn Paran, naar Kades; en brachten bescheid weder aan hen, en aan de gehele vergadering, en lieten hen de vrucht des lands zien.

27 En zij vertelden hem, en zeiden: Wij zijn gekomen tot dat land, waarheen gij ons gezonden hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende, en dit is zijn vrucht.

28 Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk in dat land woont, en de steden zijn vast, en zeer groot; en ook hebben wij daar kinderen van Enak gezien.