Numberi 13:31

31 Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.

Numberi 13:31 Meaning and Commentary

Numbers 13:31

But the men that went up with him
With Caleb, all but Joshua: the other ten

said, we be not able to go up against the people;
this they had not said before, though they plainly suggested it, and, to make the people believe this, had represented the inhabitants of the land of Canaan in the light they did; but now, in direct opposition to Caleb, fully expressed it, giving this reason for it:

for they [are] stronger than we;
being both of a larger size and more numerous.

Numberi 13:31 In-Context

29 De Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, en de Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaanieten wonen aan de zee, en aan den oever van de Jordaan.
30 Toen stilde Kaleb het volk voor Mozes, en zeide: Laat ons vrijmoedig optrekken, en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen!
31 Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.
32 Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied hadden, aan de kinderen Israels, zeggende: Dat land, door hetwelk wij doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien hebben, zijn mannen van grote lengte.
33 Wij hebben ook daar de reuzen gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen; en wij waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook in hun ogen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.