Numberi 7:3

3 En zij brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, en twaalf runderen; een wagen voor twee oversten, en een os voor elk een; en brachten ze voor den tabernakel.

Numberi 7:3 Meaning and Commentary

Numbers 7:3

And they brought their offering before the Lord
Before the tabernacle, as it is afterwards explained, where he had now taken up his habitation:

six covered wagons, and twelve oxen;
according to the number of the twelve tribes, of which they were princes, two oxen for each wagon, which were to carry the tabernacle, and its vessels, from place to place; and which wagons were covered, not only to hide the things to be put into them from the sight of the people, being sacred, but to preserve them from the rain and dust, and the like; and no doubt, but as they were made of the best materials, So they were covered with rich coverings for the honour of the vessels put into them, being the presents of princes, and in which they joined, and could not be ordinary carriages. The word is rendered "litters" in ( Isaiah 66:20 ) ; and by some, "coaches"; the Targum of Jonathan is,

``six wagons yoked,''

or drawn with a yoke of oxen; and Aben Ezra says, it signifies a kind of oxen which drew wagons; but the Targum of Jonathan, Jarchi, and Ben Gersom interpret it "covered", as we do:

a wagon for two of the princes, and for each one an ox;
two princes joined in the present of one wagon, which shows it could not be a common wagon, but rich carriage, and ornamented, as the Targum of Jonathan adds; and each prince presented an ox, so that there was a yoke of them for each wagon:

and they brought them before the tabernacle;
the Targum of Jonathan says, Moses would not receive them, and therefore they brought them before the tabernacle; and so, says Jarchi, Moses received them not at their hands, until it was declared to him by the mouth of the Lord what he should do, as follows.

Numberi 7:3 In-Context

1 En het geschiedde ten dage, als Mozes geeindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij dien gezalfd, en dien geheiligd had, en al zijn gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, en hij ze gezalfd, en dezelve geheiligd had;
2 Dat de oversten van Israel, de hoofden van het huis hunner vaderen, offerden; deze waren de oversten der stammen, die over de getelden stonden.
3 En zij brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, en twaalf runderen; een wagen voor twee oversten, en een os voor elk een; en brachten ze voor den tabernakel.
4 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
5 Neem ze van hen, opdat zij zijn mogen om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst; en gij zult dezelve den Levieten geven, een ieder naar zijn dienst.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.