Openbaring 7:8

8 Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.

Openbaring 7:8 Meaning and Commentary

Revelation 7:8

Of the tribe of Zabulon [were] sealed twelve thousand
Which signifies "dwelling", ( Genesis 30:20 ) ; and was the tribe in which Christ had his dwelling, and where he much conversed; and may denote his gracious inhabitation, as well as that of God the Father, md of the Spirit, among the saints and sealed ones.

Of the tribe of Joseph [were] sealed twelve thousand;
whose name signifies "adding", ( Genesis 30:24 ) ; and may intend the additions both of numbers, and of gifts and graces to the churches of those times.

Of the tribe of Benjamin [were] sealed twelve thousand;
this word signifies "the Son of the right hand", ( Genesis 35:18 ) ; showing, that these sealed ones are as a signet on God's right hand, and are as near and dear unto him as a man's right hand is to him; see ( Psalms 80:17 ) . Now twelve thousand out of each tribe make just the number of a hundred forty and four thousand, ( Revelation 7:4 ) ; the tribe of Dan is not mentioned, it may be because of the apostasy of that tribe, one of Jeroboam's golden calves being set up there; showing that God had no sealed ones of that sort, and instead of him Levi is reckoned; though that tribe had no part in the division of the land of Israel, yet had a part in Christ, and is therefore mentioned in this mystical account. Nor is the name of Ephraim used, it may be for the same reason; there having been a great defection in that tribe from the pure worship of God, and instead of him the name of Joseph appears.

Openbaring 7:8 In-Context

6 Uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld;

7 Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;

8 Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.

9 Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.

10 En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.