Richtere 18:9

9 En zij zeiden: Maakt u op, en laat ons tot hen optrekken; want wij hebben dat land bezien, en ziet, het is zeer goed; zoudt gij dan stil zijn? Weest niet lui om te trekken, dat gij henen inkomt, om dat land in erfelijke bezitting te nemen;

Richtere 18:9 Meaning and Commentary

Judges 18:9

And they said, arise, that me may go up against them
That is, prepare for war, and go up in an hostile manner against the present possessors of the land, not doubting of being masters of it easily:

for we have seen the land, and, behold, it is very good.
Adrichomius


FOOTNOTES:

F24 says it was very good pasture land, and fertile, abounding with fruits of all kinds; and the same is attested by Josephus F25:

and are ye still?
can ye sit still, and be easy, and not bestir yourselves to go up and possess so good a country, of which an easy conquest may be made? or, affirmatively, "ye are still or silent" F26; ye make no answer to what we say, and seem careless and indifferent about the matter; or by way of exhortation, "be silent", either that the people may remain in their quiet, easy, careless state, and lest, on hearing designs against them, should prepare for their defence; or, as Abarbinel, lest any of the other tribes of Israel should hear of it, and go take it before them:

be not slothful to go, and to enter to possess the land;
they suggest that there was scarce anything more to be done than to go and take possession, and that it would be altogether owing to their sloth and indolence if they did not.


F24 Ut supra. (Antiqu. l. 5. c. 3. sect. 1.)
F25 Ut supra. (Antiqu. l. 5. c. 3. sect. 1.)
F26 (Myvxm Mta) "vos autem desidetis", Tigurine version; "et vos quiescitis", Munster.

Richtere 18:9 In-Context

7 Toen gingen die vijf mannen heen, en kwamen te Lais; en zij zagen het volk, hetwelk in derzelver midden was, zijnde gelegen in zekerheid, naar de wijze der Sidoniers, stil en zeker zijnde; en daar was geen erfheer, die iemand om enige zaak schande aandeed in dat land; ook waren zij verre van de Sidoniers, en hadden niets te doen met enigen mens.
8 En zij kwamen tot hun broederen te Zora en te Esthaol, en hun broeders zeiden tot hen: Wat zegt gijlieden?
9 En zij zeiden: Maakt u op, en laat ons tot hen optrekken; want wij hebben dat land bezien, en ziet, het is zeer goed; zoudt gij dan stil zijn? Weest niet lui om te trekken, dat gij henen inkomt, om dat land in erfelijke bezitting te nemen;
10 (Als gij daarhenen komt, zo zult gij komen tot een zorgeloos volk, en dat land is wijd van ruimte) want God heeft het in uw hand gegeven; een plaats, alwaar geen gebrek is van enig ding, dat op de aarde is.
11 Toen reisden van daar uit het geslacht der Danieten, van Zora en van Esthaol, zeshonderd man, aangegord met krijgswapenen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.