Richtere 19:8

8 Als hij op den vijfden dag des morgens vroeg op was, om weg te trekken, zo zeide de vader van de jonge vrouw: Sterk toch uw hart. En zij vertoefden, totdat de dag zich neigde; en zij beiden aten te zamen.

Richtere 19:8 Meaning and Commentary

Judges 19:8

And he rose early in the morning on the fifth day to depart,
&c.] With a full intention to take his leave of his father, and be gone:

and the damsel's father said, comfort thine heart, I pray thee;
with a meal's meat, with a breakfast, before he set out on his journey, that he might be heartier and stronger for it:

and they tarried until afternoon;
or "until the decline of the day" {m}, when the sun had passed the meridian, and was declining, as it immediately does when noon is past:

and they did eat both of them;
the man stayed and took a dinner with his father-in-law; and though no mention is made of the concubine, neither in this, nor in the other instances, no doubt she ate with them.

---

FOOTNOTES:

F13 (Mwyh twjn de) "usque ad declinare diem", Montanus; to the same purpose Pagninus, Tigurine version, Junius & Tremellius, Piscator.

Richtere 19:8 In-Context

6 Zo zaten zij neder, en zij beiden aten te zamen, en dronken. Toen zeide de vader van de jonge vrouw tot den man: Bewillig toch en vernacht, en laat uw hart vrolijk zijn.

7 Maar de man stond op, om weg te trekken. Toen drong hem zijn schoonvader, dat hij aldaar wederom vernachtte.

8 Als hij op den vijfden dag des morgens vroeg op was, om weg te trekken, zo zeide de vader van de jonge vrouw: Sterk toch uw hart. En zij vertoefden, totdat de dag zich neigde; en zij beiden aten te zamen.

9 Toen maakte de man zich op, om weg te trekken, hij, en zijn bijwijf, en zijn jongen; en zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, zeide: Zie toch, de dag heeft afgenomen, dat het avond zal worden, vernacht toch; zie, de dag legert zich, vernacht hier, en laat uw hart vrolijk zijn, en maak u morgen vroeg op uws weegs, en ga naar uw tent.

10 Doch de man wilde niet vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam tot tegenover Jebus (dewelke is Jeruzalem), en met hem het paar gezadelde ezelen; ook was zijn bijwijf met hem.