Richtere 6:15

15 En hij zeide tot Hem: Och, mijn Heer! waarmede zal ik Israel verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.

Richtere 6:15 Meaning and Commentary

Judges 6:15

And he said unto him, oh my Lord
Whether he had yet suspected who he was, or took him still for some eminent person, is not certain; it is very probable he began to think he was some extraordinary person sent of God, and speaking in his name, and therefore expostulates with him about the work he put him upon:

wherewith shall I save Israel?
in what way is it possible for me to do it, who had neither men nor money sufficient for such an undertaking?

behold, my family is poor in Manasseh;
of which tribe he was, and the "thousand" in it, as the word ^F12 here used signifies, was the meanest of all the thousands in that tribe; some render it, "my father" ^F13:

and I am the least in my father's house;
perhaps the youngest son; though some take him, and others his father, to be the Chiliarch, or head of the thousand; but by these words of his it does not seem as if either was true; not but that he was of some wealth and substance, power and authority, by having such a number of servants as to take "ten" of them with him, ( Judges 6:27 ) however, this he says in great humility and modesty, having no high thoughts of himself and family, nor any dependence on his own strength, and on an arm of flesh.

---

FOOTNOTES:

F12 (ypla) "chilias, mea", Montanus, Drusius; "mea millenaria", Tigurine version; "mille meum", Piscator.
F13 "Pater meus", Pagninus; so some in Drusius.

Richtere 6:15 In-Context

13 Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.

14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israel uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?

15 En hij zeide tot Hem: Och, mijn Heer! waarmede zal ik Israel verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.

16 En de HEERE zeide tot hem: Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een enigen man.

17 En hij zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.