Parallel Bible results for "johannes 1:29-51"

Johannes 1:29-51

SVV

NIV

29 Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!
29 The next day John saw Jesus coming toward him and said, “Look, the Lamb of God, who takes away the sin of the world!
30 Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik.
30 This is the one I meant when I said, ‘A man who comes after me has surpassed me because he was before me.’
31 En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israel zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water.
31 I myself did not know him, but the reason I came baptizing with water was that he might be revealed to Israel.”
32 En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem.
32 Then John gave this testimony: “I saw the Spirit come down from heaven as a dove and remain on him.
33 En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt.
33 And I myself did not know him, but the one who sent me to baptize with water told me, ‘The man on whom you see the Spirit come down and remain is the one who will baptize with the Holy Spirit.’
34 En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is.
34 I have seen and I testify that this is God’s Chosen One.”
35 Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.
35 The next day John was there again with two of his disciples.
36 En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!
36 When he saw Jesus passing by, he said, “Look, the Lamb of God!”
37 En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus.
37 When the two disciples heard him say this, they followed Jesus.
38 En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen:
38 Turning around, Jesus saw them following and asked, “What do you want?”They said, “Rabbi” (which means “Teacher”), “where are you staying?”
39 Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij?
39 “Come,” he replied, “and you will see.”So they went and saw where he was staying, and they spent that day with him. It was about four in the afternoon.
40 Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.
40 Andrew, Simon Peter’s brother, was one of the two who heard what John had said and who had followed Jesus.
41 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren.
41 The first thing Andrew did was to find his brother Simon and tell him, “We have found the Messiah” (that is, the Christ).
42 Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.
42 And he brought him to Jesus. Jesus looked at him and said, “You are Simon son of John. You will be called Cephas” (which, when translated, is Peter ).
43 En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus.
43 The next day Jesus decided to leave for Galilee. Finding Philip, he said to him, “Follow me.”
44 Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galilea, en vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij.
44 Philip, like Andrew and Peter, was from the town of Bethsaida.
45 Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus.
45 Philip found Nathanael and told him, “We have found the one Moses wrote about in the Law, and about whom the prophets also wrote—Jesus of Nazareth, the son of Joseph.”
46 Filippus vond Nathanael en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth.
46 “Nazareth! Can anything good come from there?” Nathanael asked. “Come and see,” said Philip.
47 En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie.
47 When Jesus saw Nathanael approaching, he said of him, “Here truly is an Israelite in whom there is no deceit.”
48 Jezus zag Nathanael tot Zich komen, en zeide tot hem: Zie, waarlijk een Israeliet, in welken geen bedrog is.
48 “How do you know me?” Nathanael asked. Jesus answered, “I saw you while you were still under the fig tree before Philip called you.”
49 Nathanael zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u.
49 Then Nathanael declared, “Rabbi, you are the Son of God; you are the king of Israel.”
50 Nathanael antwoordde en zeide tot Hem: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israels.
50 Jesus said, “You believebecause I told you I saw you under the fig tree. You will see greater things than that.”
51 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan deze. [ (John 1:52) En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen. ]
51 He then added, “Very truly I tell you,youwill see ‘heaven open, and the angels of God ascending and descending on’the Son of Man.”
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.