Parallel Bible results for "markus 10:1-31"

Markus 10:1-31

SVV

NIV

1 En van daar opgestaan zijnde, ging Hij naar de landpalen van Judea, door de overzijde van de Jordaan; en de scharen kwamen wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was, leerde Hij hen wederom.
1 Jesus then left that place and went into the region of Judea and across the Jordan. Again crowds of people came to him, and as was his custom, he taught them.
2 En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, zijn vrouw te verlaten, Hem verzoekende.
2 Some Pharisees came and tested him by asking, “Is it lawful for a man to divorce his wife?”
3 Maar Hij antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden?
3 “What did Moses command you?” he replied.
4 En zij zeiden: Mozes heeft toegelaten een scheidbrief te schrijven, en haar te verlaten.
4 They said, “Moses permitted a man to write a certificate of divorce and send her away.”
5 En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Vanwege de hardigheid uwer harten heeft hij ulieden dat gebod geschreven.
5 “It was because your hearts were hard that Moses wrote you this law,” Jesus replied.
6 Maar van het begin der schepping heeft ze God man en vrouw gemaakt.
6 “But at the beginning of creation God ‘made them male and female.’
7 Daarom zal een mens zijn vader en zijn moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen;
7 ‘For this reason a man will leave his father and mother and be united to his wife,
8 En die twee zullen tot een vlees zijn, alzo dat zij niet meer twee zijn, maar een vlees.
8 and the two will become one flesh.’So they are no longer two, but one flesh.
9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.
9 Therefore what God has joined together, let no one separate.”
10 En in het huis vraagden Hem Zijn discipelen wederom van hetzelve.
10 When they were in the house again, the disciples asked Jesus about this.
11 En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel tegen haar.
11 He answered, “Anyone who divorces his wife and marries another woman commits adultery against her.
12 En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met een anderen trouwen, die doet overspel.
12 And if she divorces her husband and marries another man, she commits adultery.”
13 En zij brachten kinderkens tot Hem, opdat Hij ze aanraken zou; en de discipelen bestraften degenen, die ze tot Hem brachten.
13 People were bringing little children to Jesus for him to place his hands on them, but the disciples rebuked them.
14 Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods.
14 When Jesus saw this, he was indignant. He said to them, “Let the little children come to me, and do not hinder them, for the kingdom of God belongs to such as these.
15 Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan.
15 Truly I tell you, anyone who will not receive the kingdom of God like a little child will never enter it.”
16 En Hij omving ze met Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve.
16 And he took the children in his arms, placed his hands on them and blessed them.
17 En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve?
17 As Jesus started on his way, a man ran up to him and fell on his knees before him. “Good teacher,” he asked, “what must I do to inherit eternal life?”
18 En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed, dan Een, namelijk God.
18 “Why do you call me good?” Jesus answered. “No one is good—except God alone.
19 Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer uw vader en uw moeder.
19 You know the commandments: ‘You shall not murder, you shall not commit adultery, you shall not steal, you shall not give false testimony, you shall not defraud, honor your father and mother.’”
20 Doch hij, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af.
20 “Teacher,” he declared, “all these I have kept since I was a boy.”
21 En Jezus, hem aanziende, beminde hem, en zeide tot hem: Een ding ontbreekt u; ga heen, verkoop alles, wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij.
21 Jesus looked at him and loved him. “One thing you lack,” he said. “Go, sell everything you have and give to the poor, and you will have treasure in heaven. Then come, follow me.”
22 Maar hij, treurig geworden zijnde over dat woord, ging bedroefd weg; want hij had vele goederen.
22 At this the man’s face fell. He went away sad, because he had great wealth.
23 En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods inkomen!
23 Jesus looked around and said to his disciples, “How hard it is for the rich to enter the kingdom of God!”
24 En de discipelen werden verbaasd over deze Zijn woorden. Maar Jezus, wederom antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen, die op het goed hun betrouwen zetten, in het Koninkrijk Gods ingaan!
24 The disciples were amazed at his words. But Jesus said again, “Children, how hard it isto enter the kingdom of God!
25 Het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga.
25 It is easier for a camel to go through the eye of a needle than for someone who is rich to enter the kingdom of God.”
26 En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden?
26 The disciples were even more amazed, and said to each other, “Who then can be saved?”
27 Doch Jezus, hen aanziende, zeide: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God.
27 Jesus looked at them and said, “With man this is impossible, but not with God; all things are possible with God.”
28 En Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd.
28 Then Peter spoke up, “We have left everything to follow you!”
29 En Jezus, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand, die verlaten heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijnentwil en des Evangelies wil,
29 “Truly I tell you,” Jesus replied, “no one who has left home or brothers or sisters or mother or father or children or fields for me and the gospel
30 Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.
30 will fail to receive a hundred times as much in this present age: homes, brothers, sisters, mothers, children and fields—along with persecutions—and in the age to come eternal life.
31 Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en velen, die de laatsten zijn, de eersten.
31 But many who are first will be last, and the last first.”
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.