Parallel Bible results for "markus 15:1-25"

Markus 15:1-25

SVV

NIV

1 En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over.
1 Very early in the morning, the chief priests, with the elders, the teachers of the law and the whole Sanhedrin, made their plans. So they bound Jesus, led him away and handed him over to Pilate.
2 En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.
2 “Are you the king of the Jews?” asked Pilate. “You have said so,” Jesus replied.
3 En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets.
3 The chief priests accused him of many things.
4 En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen!
4 So again Pilate asked him, “Aren’t you going to answer? See how many things they are accusing you of.”
5 En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.
5 But Jesus still made no reply, and Pilate was amazed.
6 En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.
6 Now it was the custom at the festival to release a prisoner whom the people requested.
7 En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had.
7 A man called Barabbas was in prison with the insurrectionists who had committed murder in the uprising.
8 En de schare riep uit, en begon te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had.
8 The crowd came up and asked Pilate to do for them what he usually did.
9 En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate?
9 “Do you want me to release to you the king of the Jews?” asked Pilate,
10 (Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)
10 knowing it was out of self-interest that the chief priests had handed Jesus over to him.
11 Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten.
11 But the chief priests stirred up the crowd to have Pilate release Barabbas instead.
12 En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?
12 “What shall I do, then, with the one you call the king of the Jews?” Pilate asked them.
13 En zij riepen wederom: Kruis Hem.
13 “Crucify him!” they shouted.
14 Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem!
14 “Why? What crime has he committed?” asked Pilate. But they shouted all the louder, “Crucify him!”
15 Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist te worden.
15 Wanting to satisfy the crowd, Pilate released Barabbas to them. He had Jesus flogged, and handed him over to be crucified.
16 En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen;
16 The soldiers led Jesus away into the palace (that is, the Praetorium) and called together the whole company of soldiers.
17 En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op;
17 They put a purple robe on him, then twisted together a crown of thorns and set it on him.
18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
18 And they began to call out to him, “Hail, king of the Jews!”
19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieen, aanbaden Hem.
19 Again and again they struck him on the head with a staff and spit on him. Falling on their knees, they paid homage to him.
20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen.
20 And when they had mocked him, they took off the purple robe and put his own clothes on him. Then they led him out to crucify him.
21 En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.
21 A certain man from Cyrene, Simon, the father of Alexander and Rufus, was passing by on his way in from the country, and they forced him to carry the cross.
22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats.
22 They brought Jesus to the place called Golgotha (which means “the place of the skull”).
23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.
23 Then they offered him wine mixed with myrrh, but he did not take it.
24 En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.
24 And they crucified him. Dividing up his clothes, they cast lots to see what each would get.
25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.
25 It was nine in the morning when they crucified him.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.