Parallel Bible results for "mattheus 26:1-25"

Mattheüs 26:1-25

SVV

NIV

1 En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide:
1 When Jesus had finished saying all these things, he said to his disciples,
2 Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden.
2 “As you know, the Passover is two days away—and the Son of Man will be handed over to be crucified.”
3 Toen vergaderden de overpriesters en de Schriftgeleerden, en de ouderlingen des volks, in de zaal des hogepriesters, die genaamd was Kajafas;
3 Then the chief priests and the elders of the people assembled in the palace of the high priest, whose name was Caiaphas,
4 En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.
4 and they schemed to arrest Jesus secretly and kill him.
5 Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk.
5 “But not during the festival,” they said, “or there may be a riot among the people.”
6 Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse,
6 While Jesus was in Bethany in the home of Simon the Leper,
7 Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat.
7 a woman came to him with an alabaster jar of very expensive perfume, which she poured on his head as he was reclining at the table.
8 En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies?
8 When the disciples saw this, they were indignant. “Why this waste?” they asked.
9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen den armen gegeven worden.
9 “This perfume could have been sold at a high price and the money given to the poor.”
10 Maar Jezus, zulks verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.
10 Aware of this, Jesus said to them, “Why are you bothering this woman? She has done a beautiful thing to me.
11 Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.
11 The poor you will always have with you,but you will not always have me.
12 Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis.
12 When she poured this perfume on my body, she did it to prepare me for burial.
13 Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft.
13 Truly I tell you, wherever this gospel is preached throughout the world, what she has done will also be told, in memory of her.”
14 Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, tot de overpriesters,
14 Then one of the Twelve—the one called Judas Iscariot—went to the chief priests
15 En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen.
15 and asked, “What are you willing to give me if I deliver him over to you?” So they counted out for him thirty pieces of silver.
16 En van toen af zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht.
16 From then on Judas watched for an opportunity to hand him over.
17 En op den eerste dag der ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten?
17 On the first day of the Festival of Unleavened Bread, the disciples came to Jesus and asked, “Where do you want us to make preparations for you to eat the Passover?”
18 En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen.
18 He replied, “Go into the city to a certain man and tell him, ‘The Teacher says: My appointed time is near. I am going to celebrate the Passover with my disciples at your house.’ ”
19 En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha.
19 So the disciples did as Jesus had directed them and prepared the Passover.
20 En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
20 When evening came, Jesus was reclining at the table with the Twelve.
21 En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.
21 And while they were eating, he said, “Truly I tell you, one of you will betray me.”
22 En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
22 They were very sad and began to say to him one after the other, “Surely you don’t mean me, Lord?”
23 En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.
23 Jesus replied, “The one who has dipped his hand into the bowl with me will betray me.
24 De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren was geweest.
24 The Son of Man will go just as it is written about him. But woe to that man who betrays the Son of Man! It would be better for him if he had not been born.”
25 En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
25 Then Judas, the one who would betray him, said, “Surely you don’t mean me, Rabbi?” Jesus answered, “You have said so.”
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.