Genesis 15:1-9

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.
2 Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?
3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.
5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.
7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.
8 En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?
9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

Images for Genesis 15:1-9

Genesis 15:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 15

This chapter informs us of a gracious appearance of God to Abram, and of a kind promise made unto him, Ge 15:1; of Abram's request for an heir, Ge 15:2,3; of an answer to it, that he should have one, and even a numberless seed, Ge 15:4,5; which he gave credit to, Ge 15:6; upon which he has a fresh promise of the land of Canaan, Ge 15:7; of his inheriting of which he desires a sign, and this was given him, Ge 15:8-12; and at the same time it was predicted to him how long his posterity should be afflicted in a land not theirs, and afterwards come out with great substance, Ge 15:13-16; and the grant of the land of Canaan to his seed is renewed, Ge 15:17-21.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.