Jozua 19:12-22

12 En zij wendt zich van Sarid oostwaarts tegen den opgang der zon, tot de landpale van Chisloth-Thabor, en zij komt uit te Dobrath, en gaat opwaarts naar Jafia.
13 En van daar gaat zij oostwaarts door naar den opgang, naar Gath-Hefer, te Eth-Kazin, en zij komt uit te Rimmon-Methoar, hetwelk is Nea.
14 En deze landpale keert zich om tegen het noorden naar Hannathon, en haar uitgangen zijn het dal van Jiftah-El.
15 En Kattath, en Nahalal, en Simron, en Jidala, en Bethlehem; twaalf steden en haar dorpen.
16 Dit is het erfdeel der kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; deze steden en haar dorpen.
17 Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen.
18 En hun landpale was Jizreela, en Chesulloth, en Sunem,
19 En Hafaraim, en Sion, en Anacharath,
20 En Rabbith, en Kisjon, en Ebez,
21 En Remeth, en En-gannim, en En-hadda, en Beth-Pazzez.
22 En deze landpale reikt aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen van hun landpale zijn aan de Jordaan; zestien steden en haar dorpen.

Jozua 19:12-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 19

In this chapter an account is given of the lots of the six remaining tribes, and the cities in them, as of Simeon, whose cities were chiefly within the tribe of Judah, Jos 19:1-9; of Zebulun, its border and cities, Jos 19:10-16; of Issachar, its border and cities, Jos 19:17-23; of Asher, its border and cities, Jos 19:24-31; of Naphtali, its border and cities, Jos 19:32-39; of Dan, its border and titles, Jos 19:40-48; and lastly of a gift of inheritance to Joshua, Jos 19:49-51.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.