Amos 4:1-3

1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.
2 De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen met visangelen.
3 En gij zult door de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE.

Amos 4:1-3 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO AMOS 4

In this chapter, the great ones, or the people of Israel, are threatened with calamities for their oppression of the poor, Am 4:1-3; and in an ironic manner are reproved for their idolatry, Am 4:4,5; then follows an enumeration of several judgments that had been upon them, yet had had no effect on them, to bring them to repentance, nor even mercies, Am 4:6-11; and notwithstanding all this, in a wonderful gracious manner, they are called upon to prepare to meet their God, who is described by his power, greatness, and goodness, Am 4:12,13.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.