1 Kronieken 8:33-40

33 Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.
34 En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
35 De kinderen van Micha nu waren Pithon, en Melech, en Thaarea, en Achaz.
36 En Achaz gewon Jehoadda, en Jehoadda gewon Alemeth, en Azmaveth, en Zimri; Zimri nu gewon Moza;
37 En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elasa; zijn zoon was Azel.
38 Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam, Bochru, en Ismael, en Searja, en Obadja, en Hanan. Al dezen waren zonen van Azel.
39 En de zonen van Esek, zijn broeder, waren Ulam, zijn eerstgeborene, Jeus, de tweede, en Elifelet, de derde.
40 En de zonen van Ulam waren mannen, kloeke helden, den boog spannende, en zij hadden vele zonen, en zoons zonen, honderd en vijftig. Al dezen waren van de kinderen van Benjamin.

1 Kronieken 8:33-40 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 8

In this chapter the genealogy of the tribe of Benjamin is reconsidered, and several of the principal men and families in it are taken notice of, which were not before; or a further account is given of them, as of the sons and grandsons of Benjamin, 1Ch 8:1-5, of Ehud, 1Ch 8:5-7, of Shaharaim, 1Ch 8:8-11, of Elpaal and Beriah, 1Ch 8:12-18 of Shimhi, 1Ch 8:19-21, of Shashak, 1Ch 8:22-25, of Jeroham, 1Ch 8:26,27, of Jehiel the father of Gibeon, 1Ch 8:28-32, of Ner, and particularly Saul, 1Ch 8:33 and of Jonathan, and his posterity, 1Ch 8:34-40.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.