1 Samuël 11:1-6

1 Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
2 Doch Nahas, de Ammoniet, zeide tot hen: Mits dezen zal ik een verbond met ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op gans Israel legge.
3 Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven dagen van ons af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; is er dan niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan.
4 Als de boden te Gibea-Sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden voor de oren van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op, en weende.
5 En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en Saul zeide: Wat is den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes.
6 Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer.

1 Samuël 11:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 11

This chapter relates the distress the inhabitants of Jabeshgilead were in on account of the Ammonites, 1Sa 11:1-3 upon which they sent messengers to Saul, whose spirit was immediately stirred up to help them, 1Sa 11:4-6, and prepared for it, and came up soon enough for their relief, and slew their enemies, 1Sa 11:7-11, which gained him much honour and reputation among the people, and occasioned the renewal of the kingdom to him, 1Sa 11:12-15.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.