1 Samuël 31:7-13

7 Als de mannen van Israel, die aan deze zijde van het dal waren, en die aan deze zijde der Jordaan waren, zagen, dat de mannen van Israel gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij de steden, en zij vloden. Toen kwamen de Filistijnen en woonden daarin.
8 Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen kwamen, om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij Saul en zijn drie zonen, liggende op het gebergte Gilboa.
9 En zij hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen uit, en zij zonden ze in der Filistijnen land rondom, om te boodschappen in het huis hunner afgoden, en onder het volk.
10 En zij legden zijn wapenen in het huis van Astharoth; en zijn lichaam hechtten zij aan den muur te Beth-San.
11 Als de inwoners van Jabes in Gilead daarvan hoorden, wat de Filistijnen Saul gedaan hadden;
12 Zo maakten zich op alle strijdbare mannen, en gingen den gehelen nacht, en zij namen het lichaam van Saul, en de lichamen zijner zonen, van den muur te Beth-San; en zij kwamen te Jabes, en brandden ze aldaar.
13 En zij namen hun beenderen, en begroeven ze onder het geboomte te Jabes; en zij vastten zeven dagen.

1 Samuël 31:7-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 31

This chapter gives an account of the battle between the Philistines and the Israelites, which had been preparing for, and the issue of it; in which Saul, his three sons, and his servants, were slain, upon which his army fled, and several of his cities were taken, 1Sa 31:1-7; what the Philistines did with his body and his armour, 1Sa 31:8-10; the former of which, together with the bodies of his sons, the men of Jabeshgilead rescued, and burnt them, and buried their bones under a tree at Jabesh, expressing great sorrow and concern, 1Sa 31:11-13.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.