Deuteronomium 13:12-18

12 Wanneer gij van een uwer steden, die de HEERE, uw God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen:
13 Er zijn mannen, Belials-kinderen, uit het midden van u uitgegaan, en hebben de inwoners hunner stad aangedreven, zeggende: Laat ons gaan, en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt;
14 Zo zult gij onderzoeken, en naspeuren, en wel navragen; en ziet, het is de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is in het midden van u gedaan;
15 Zo zult gij de inwoners derzelver stad ganselijk slaan met de scherpte des zwaards, verbannende haar, en alles, wat daarin is, ook haar beesten, met de scherpte des zwaards.
16 En al haar roof zult gij verzamelen in het midden van haar straat, en den HEERE, uw God, die stad en al haar roof ganselijk met vuur verbranden; en zij zal een hoop zijn eeuwiglijk, zij zal niet weder gebouwd worden.
17 Ook zal er niets van het verbannene aan uw hand kleven, opdat de HEERE Zich wende van de hitte Zijns toorns, en u geve barmhartigheid, en Zich uwer erbarme, en u vermenigvuldige, gelijk als Hij uw vaderen gezworen heeft;
18 Wanneer gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, die ik u heden gebiede, om te doen wat recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods.

Deuteronomium 13:12-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 13

In this chapter the Israelites are taught how to discern a false prophet, shun and punish him, De 13:1-5, what to do with enticers to idolatry, not only not to consent to them, but, without favour and affection to them, endeavour to bring them to just punishment, and be the first that should inflict it on them, De 13:6-11 and how to behave towards a city drawn into idolatry, as to inquire the truth of it; then make war against it; destroy all in it, men, women, children, and cattle; and burn the spoil of it, and suffer not anything at all belonging to it to cleave unto them, De 13:12-18.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.