Ezechiël 23:15-25

15 Gegord met een gordel aan hun lenden, hebbende overvloedig geverfde hoeden op hun hoofden, die allen in het aanzien hoofdmannen waren, naar de gelijkenis der kinderen van Babel, van Chaldea, het land hunner geboorte;
16 Zo werd zij op dezelve verliefd met het opzien van haar ogen, en zij zond boden tot hen, naar Chaldea.
17 De kinderen van Babel nu kwamen tot haar in tot het leger der minne, en verontreinigden haar met hun hoererij; ook verontreinigde zij zich met hen; daarna werd haar ziel van hen afgetrokken.
18 Alzo ontdekte zij haar hoererijen, en ontdekte haar schaamte; toen werd Mijn ziel van haar afgetrokken, gelijk als Mijn ziel was afgetrokken van haar zuster.
19 Doch zij vermenigvuldigde haar hoererijen, gedenkende aan de dagen van haar jeugd, als zij gehoereerd had in het land van Egypte
20 En zij werd verliefd meer dan derzelver bijwijven, welker vlees is als het vlees der ezelen, en welker vloed is als de vloed der paarden.
21 Alzo hebt gij weder opgehaald de schandelijke daad uwer jeugd, als die van Egypte uw tepelen betastten, vanwege de borsten uwer jeugd
22 Daarom, o Oholiba! alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw boelen, van welke uw ziel is afgetrokken, tegen u verwekken, en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen.
23 De kinderen van Babel en alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa, en alle kinderen van Assur met hen; gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn, hoofdmannen en vermaarde lieden, die allen te paard rijden.
24 Die zullen tegen u komen met karren, wagenen en wielen, en met een vergadering van volken, rondassen, en schilden, en helmen; zij zullen zich rondom tegen u zetten; en Ik zal voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij zullen u richten naar hun rechten.
25 En Ik zal Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u zullen handelen; zij zullen uw neus en uw oren afnemen, en het laatste van u zal door het zwaard vallen; zij zullen uw zonen en uw dochteren wegnemen, en het laatste van u zal door het vuur verteerd worden.

Ezechiël 23:15-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 23

In this chapter the idolatries of Israel and Judah are represented under the metaphor of two harlots, and their lewdness. These harlots are described by their descent; by the place and time in which they committed their whoredoms; by their names, and which are explained, Eze 23:1-4, the idolatries of Israel, or the ten tribes, under the name of Aholah, which they committed with the Assyrians, and which they continued from the Egyptians, of whom they had learned them, are exposed, Eze 23:5-8, and their punishment for them is declared, Eze 23:9,10 then the idolatries of Judah, or the two tribes, under the name of Aholibah, are represented as greater than those of the ten tribes, Eze 23:11, which they committed with the Assyrians, Eze 23:12, with the Chaldeans and Babylonians, Eze 23:13-18 in imitation of the Egyptians, reviving former idolatries learnt of them, Eze 23:19-21, wherefore they are threatened, that the Chaldeans, Babylonians, and Assyrians, should come against them, and spoil them, and carry them captive, Eze 23:22-35, and the prophet is bid to declare the abominable sin of them both, Eze 23:36-44, and to signify that they should be judged after the manner of adulteresses, should be stoned, and dispatched with swords, their sons and their daughters, and their houses burnt with fire; by which means their adulteries or idolatries should be made to cease, Eze 23:45-49.

as the Targum; another prophecy, one upon the same subject, as in Eze 16:1,

\\saying\\; as follows:

28967-950611-1613-Eze23.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.