Genesis 18:27-33

27 En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben!
28 Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken; zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven? En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden.
29 En hij voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien zullen aldaar veertig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen wil.
30 Voorts zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke; misschien zullen aldaar dertig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden.
31 En hij zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen wil.
32 Nog zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk ditmaal spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen wil.
33 Toen ging de HEERE weg, als Hij geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde weder naar zijn plaats.

Genesis 18:27-33 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 18

Another appearance of God to Abraham is here recorded; three persons are seen by him in an human form, whom he kindly invites to stop with him, and generously entertains them, Ge 18:1-8; they inquire concerning Sarah his wife, and one of them renews the promise of her bearing a son to him, which occasions laughter in her, for which she is reproved, Ge 18:9-15; upon their departure the Lord thought fit, for reasons given, to make known to Abraham his intention to destroy Sodom and Gomorrah, Ge 18:16-22; when Abraham intercedes for the preservation of those cities in a most importunate and affectionate manner, Ge 18:23-33.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.