Jeremia 42:5-15

5 Toen zeiden zij tot Jeremia: De HEERE zij tussen ons tot een waarachtig en gewis Getuige: indien wij niet naar alle woord, met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden, alzo zullen doen!
6 Hetzij dan goed of kwaad, wij zullen der stem des HEEREN, onzes Gods, tot Welken wij u zenden, gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der stem des HEEREN, onzes Gods, zullen gehoorzaam zijn.
7 En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia geschiedde.
8 Toen riep hij Johanan, den zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, die met hem waren, en al het volk, van den kleinste af tot den grootste toe;
9 En hij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot Welken gij mij gezonden hebt, om uw smeking voor Zijn aangezicht neder te werpen:
10 Indien gijlieden in dit land zult blijven wonen, zo zal Ik u bouwen en niet afbreken, en u planten en niet uitrukken; want Ik heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan heb.
11 Vreest niet voor het aangezicht des konings van Babel, voor wiens aangezicht gij vreest; vreest niet voor hem, spreekt de HEERE; want Ik zal met u zijn, om u te behouden en u van zijn hand te redden.
12 En Ik zal ulieden barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, en u weder in uw land brenge.
13 Maar zo gijlieden zult zeggen: Wij zullen in dit land niet blijven; opdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zijt,
14 Zeggende: Neen, maar wij zullen gaan in Egypteland, alwaar wij geen krijg zullen zien, noch het geluid der bazuin horen, noch naar brood hongeren, en daar zullen wij blijven;
15 Nu dan, daarom hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk uw aangezichten zult stellen om in Egypte te gaan, en zult henen ingaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren;

Jeremia 42:5-15 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JEREMIAH CAHPTER 42

This chapter contains a request of the Jews to Jeremiah, to pray to the Lord for them to direct them, and the Lord's answer to it. The request is made by the captains and all the people, Jer 42:1-3; which Jeremiah undertook to present to the Lord, Jer 42:4; they promising to go according to the direction that should be given, Jer 42:5,6. After ten days an answer is returned, and the prophet calls the captains and people together to hear it, Jer 42:7,8; the purport of which was, that if they continued in the land of Judah, it would be well with them, and they would be safe, Jer 42:9-12; but if they went into Egypt, they should die by the sword, famine, and pestilence, and be a curse and reproach, and never see their own land more, Jer 42:13-18; they are charged with dissimulation and disobedience, Jer 42:19-21; and the chapter is concluded with an assurance of their perishing by the above judgments in the place they were desirous of dwelling in, Jer 42:22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.