Numberi 3:29-39

29 De geslachten der zonen van Kahath zullen zich legeren aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts.
30 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten van de Kahathieten, zal zijn Elisafan, de zoon van Uzziel.
31 Hun wacht nu zal zijn de ark, en de tafel, en de kandelaar, en de altaren en het gereedschap des heiligdoms, met hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat tot zijn dienst behoort.
32 De overste nu der oversten van Levi zal zijn Eleazar, de zoon van Aaron, den priester; zijn opzicht zal zijn over degenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen.
33 Van Merari is het geslacht der Mahelieten, en het geslacht der Musieten; dit zijn de geslachten van Merari.
34 En hun getelden in getal van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren zes duizend en tweehonderd.
35 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten van Merari zal zijn Zuriel, de zoon van Abihail; zij zullen zich legeren aan de zijde des tabernakels, noordwaarts.
36 En het opzicht der wachten van de zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al wat tot zijn dienst behoort;
37 En de pilaren des voorhofs rondom, en hun voeten, en hun pennen, en hun zelen.
38 Die nu zich legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts, voor de tent der samenkomst, tegen den opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende de wacht des heiligdoms, voor de wacht der kinderen Israels; en de vreemde die nadert, zal gedood worden.
39 Alle getelden der Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, geteld hebben, al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren twee en twintig duizend.

Numberi 3:29-39 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 3

In this chapter an account is given of the genealogy of the priests and Levites, and of the gift of the Levites to the priests, of the numbering of them, and the service they were to perform; and first of the priests, the sons of Aaron, Nu 3:1-4; and then of the Levites, as given unto them, to wait upon them, and assist them, Nu 3:5-10; and these were taken instead of the firstborn, Nu 3:11-13; and ordered to be numbered, which was done accordingly by their families, Nu 3:14-20; and the sum of each is given, and the particular work assigned to them; of the Gershonites, Nu 3:21-26; of the Kohathites, Nu 3:27-32; of the Merarites, Nu 3:33-38; the sum total of them is given, Nu 3:39; then the firstborn of the children of Israel, from a month old are ordered to be numbered, and were, Nu 3:40-43; and these appearing to be more in number than the Levites, by two hundred seventy three a direction is given that the two hundred seventy three should be redeemed at the rate of five, shekels apiece, and the money paid to Aaron and his sons, Nu 3:44-48; which was accordingly done, Nu 3:49-51.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.