Psalmen 62:3-12

3 Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen.
4 Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
5 Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting.
7 Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek; ik zal niet wankelen.
8 In God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen mijner sterkte, mijn Toevlucht is in God.
9 Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela.
10 Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de ijdelheid.
11 Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op.
12 God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is. [ (Psalms 62:13) En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. ]

Images for Psalmen 62:3-12

Psalmen 62:3-12 Meaning and Commentary

To the chief Musician, to Jeduthun, [A Psalm] of David. Concerning "Jeduthun," See Gill on "Ps 39:1," title. Kimchi thinks this psalm was written concerning the captivity; and Jarchi twtdh le, concerning the decrees and judgments made against Israel by their enemies; and so some of their ancient expositions {d}; but it seems to have been composed by David when in distress, either through Saul and his courtiers, or by reason of the conspiracy of Absalom. Theodoret takes it to be a prophecy of the persecution of Antiochus in the times of the Maccabees.

{d} Vid. Yalkut Simeoni in loc.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.