1 Koningen 3:26

26 Maar de vrouw, welker zoon de levende was, sprak tot den koning (want haar ingewand ontstak over haar zoon), en zeide: Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze daarentegen zeide: Het zij noch het uwe noch het mijne, doorsnijdt het.

1 Koningen 3:26 Meaning and Commentary

1 Kings 3:26

Then spake the woman, whose the living child [was], unto the
king
In haste, and with great vehemency, lest the executioner should at once dispatch it:

(for her bowels yearned upon her son);
not being able to bear to see his life taken away:

and she said, O my lord:
or, "on me F17, my lord"; let the sin, the lie that I have told, be on me, and the punishment of it; she rather chose to be reckoned a liar, and to endure any punishment such an offence deserved, than that her child should be cut asunder:

give her the living child, and in no wise slay it;
being willing to part with her interest in it, rather than it should be put to death:

but the other said, let it be neither mine nor thine, [but] divide
[it];
for as she knew it was not her own, she had no affection for it, nor desire to have it; chose rather to be clear of the expense of keeping and nursing it, and would, by its being put to death, be avenged of her adversary, who had brought this cause before the king.


FOOTNOTES:

F17 (yb) "in me", Montanus; so Abarbinel.

1 Koningen 3:26 In-Context

24 Verder zeide de koning: Haalt mij een zwaard; en zij brachten een zwaard voor het aangezicht des konings.
25 En de koning zeide: Doorsnijdt dat levende kind in tweeen, en geeft de ene een helft, en de andere een helft.
26 Maar de vrouw, welker zoon de levende was, sprak tot den koning (want haar ingewand ontstak over haar zoon), en zeide: Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze daarentegen zeide: Het zij noch het uwe noch het mijne, doorsnijdt het.
27 Toen antwoordde de koning, en zeide: Geeft aan die het levende kind, den doodt het geenszins; die is zijn moeder.
28 En geheel Israel hoorde dat oordeel, dat de koning geoordeeld had, en vreesde voor het aangezicht des konings; want zij zagen, dat de wijsheid Gods in hem was, om recht te doen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.