29
En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;
27
En Jehojada was overste der Aaronieten; en met hem waren er drie duizend en zevenhonderd.
28
En Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns vaders huis waren twee en twintig oversten;
29
En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;
30
En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd, kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner vaderen;
31
En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.