1 Kronieken 2:42

42 De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.

1 Kronieken 2:42 Meaning and Commentary

1 Chronicles 2:42

Now the sons of Caleb the brother of Jerahmeel
Called Chelubai, ( 1 Chronicles 2:9 ) and is the same Caleb spoken of in ( 1 Chronicles 2:18 ) and his sons next reckoned were by a third wife, Azubah, Ephrath being dead, ( 1 Chronicles 2:19 ) and these sons were Mesha his firstborn, which was the father of Ziph;
who gave name to the city of Ziph; there were two of this name in the tribe of Judah, ( Joshua 15:24 Joshua 15:55 ) or this is the title of Mesha, governor of the city of Ziph; so the Targum calls him, prince of the Ziphites: and the sons of Mareshah the father of Hebron;
according to Kimchi and Ben Melech, the words are to be supplied thus, "and the sons of Ziph were Mareshah the father of Hebron"; which, though sometimes the name of a city in the tribe of Judah, is here the name of a man, from whom, perhaps, the city had its name, since Hebron is said to have sons in the next verse; Jarchi makes Mesha to be the prince of Ziph, and prince of the children of Mareshah, and prince of Hebron.

1 Kronieken 2:42 In-Context

40 En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,

41 En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.

42 De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.

43 De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.

44 Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai.