1 Samuël 10:24

24 Toen zeide Samuel tot het ganse volk: Ziet gij, dien de HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse volk. Toen juichte het ganse volk, en zij zeiden: de koning leve!

1 Samuël 10:24 Meaning and Commentary

1 Samuel 10:24

And Samuel said to all the people, see ye him whom the Lord
hath chosen
For the choice being made by lot, the disposal of which is of the Lord, it is properly attributed to him, and the people could not object to it, but must allow it was the Lord's doing. Eupolemus ^F11, an Heathen writer, says, that Saul was made king by Samuel by the counsel or will of God; and Samuel appeals to their eyes for the goodness of the choice, a better could not have been made:

that there is none like him among the people?
so graceful, so stately, so prince like and majestic; they wanted to have a king like such the nations had; and Saul was such an one, had all the outward appearance of grandeur that could be wished for, and which in other nations recommended persons to the imperial dignity:

and all the people shouted;
made a general ado:

and said, God save the king;
or "let the king live" ^F12; they owned and saluted him as their king, and prayed he might live long to reign over them; the Targum is, "let the king prosper"; let his reign be prosperous and glorious, and let him enjoy all health and happiness, peace and prosperity.

---

FOOTNOTES:

F11 Apud Euseb. Praepar. Evangel. l. 9. c. 30. p. 447.
F12 (Klmh yxy) "vivat rex", Pagninus, Montanus

1 Samuël 10:24 In-Context

22 Toen vraagden zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts komen zou? De HEERE dan zeide: Ziet, hij heeft zich tussen de vaten verstoken.

23 Zij nu liepen, en namen hem van daar, en hij stelde zich in het midden des volks; en hij was hoger dan al het volk, van zijn schouder en opwaarts.

24 Toen zeide Samuel tot het ganse volk: Ziet gij, dien de HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse volk. Toen juichte het ganse volk, en zij zeiden: de koning leve!

25 Samuel nu sprak tot het volk het recht des koninkrijks, en schreef het in een boek, en legde het voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel het ganse volk gaan, elk naar zijn huis.

26 En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en van het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had.